De kinderen van het leerhuis
Toen ik, een tijdje terug, bezig was met de voorbereiding van een preek over Esther 5 : 9 – 14 vond ik bij F.Weinreb, Ik die verborgen ben,( *) een midrasj die ik jullie niet wil onthouden. Ik vertel hem in mijn eigen woorden.
Wat eraan vooraf gaat.
Haman en koning Ahasveros zijn bij koningin Esther te gast geweest. Zij nodigt hen voor de volgende dag weer uit. Dan zal zij haar wens aan de koning kenbaar maken. Haman gaat blij en vrolijk naar huis. Maar onderweg komt hij Mordechai, zittend in de poort tegen. Mordechai die niet voor hem opstaat en beeft. Haman is woedend en krijgt van zijn vrienden en vrouw het advies: richt een paal van 50 el op en zeg tegen de koning dat Mordechai daaraan opgehangen wordt. Dit voorstel bevalt Haman.
Maar hoe gaat het nu verder volgens de midrasj
De koning kan die nacht niet in slaap komen. Maar hoe zit het met Haman en Mordechai? Haman gaat op zoek naar Mordechai en vindt hem in het ‘leerhuis’ Beth ha-Midrash, het huis van de midrasj. Daar leert Mordechai met kinderen de thora. Haman telt 22 keer duizend kinderen. Twee en twintig , zoveel letters heeft het Hebreeuwse alfabet. Met deze 22 letters is de Thora geschreven. Maar waarom leert Mordechai in deze ernstige tijd met de kinderen de Thora. Je zou verwachten dat hij dit zou doen met volwassenen, met de wijzen. Moeten de volwassenen van de kinderen leren? Dienen ze als een soort orakel?
Het gaat hier niet om schoolkinderen. Het woord dat gebruikt wordt, tinok, betekent zuigeling, in ieder geval een heel klein kind. Zuigelingen. Dit kind heeft nog nauwelijks van de boom der kennis kunnen eten. Het heeft nog geen kennis vergaard, die het van anderen heeft gehoord, met de mening daarbij van anderen. Het kind ruikt nog naar de adem van de hemel. Zijn voedsel is de moedermelk. De borsten, shadaïm, is nauw verwant aan shamaïm, hemel.
Een zuigeling. Als je je als volwassene eens kon ontdoen van al die lagen kennis en meningen van jezelf en anderen. Weer onbevangen worden als een kind. Het kind in jezelf terugvinden.
De 13.e van de eerste maand , toen Mordechai die nieuwe wet las van het uitmoorden van alle Joden op de laatste maand van het jaar, de 13.e Adar, kwam hij, diep bedroefd, 3 kinderen tegen. Hij vroeg de kinderen wat hun tekst van die dag was. Het eerste kind antwoordde: “Spreuken 3 : 25, “Vrees niet voor de plotselinge schrik, noch voor de ondergang van de zijde der slechten, als hij komt”. Het tweede kind antwoordde: “Jesaja 8 : 10 “Beraamt een plan, maar het wordt verbroken; spreekt een woord, maar het zal niet tot stand komen, want God is met ons”. Tenslotte het derde kind: “Jesaja 46 : 4, “ Tot de ouderdom ben ik dezelfde en tot de grijsheid toe zal ik u torsen; Ik heb het gedaan en Ik zal dragen, Ik zal torsen en redden”.
Nu, in deze nacht spreekt het kind in Mordechai ook deze woorden. De grote angst verdwijnt, die hij als volwassene moest hebben. Het kind in hem voelt vreugde omdat hij weet: God draagt mij. Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Haman vraagt Mordecahi waarom hij zo blij kijkt. Toen Mordechai vertelde hoe dat kwam, besloot Haman in de eerste plaats de kinderen te doden, nog voor Mordechai. Want juist dat kind in de mens is voor Haman het grote gevaar. Het kind dat nog iets voelt, weet van een andere wereld. Het kind dat nog niet vol gestouwd is met wetten van onderdanigheid, je plaats weten, het eren en buigen voor degenen die zeggen dat ze boven ons geplaatst zijn, het dienen van de vooruitgang.
Als Haman Mordechai met de kinderen ziet leren, wordt hij zo boos. Ja, het Joodse volk zal door zijn toedoen worden vernietigd. Maar morgen eerst de kinderen en dan Mordechai.
Maar op de nieuwe dag blijkt het toch anders te gaan.
Spijk (GN) Wike Spoelstra-Postmus
( *)F. Weinreb, Ik die verborgen ben, hfd. De kinderen van het leerhuis, pag. 172 – 176