Begin dit jaar kondigde paus Franciscus een jubeljaar af. Daarmee sluit hij aan bij de aloude instelling voor Israël, waarover wij lezen in Leviticus 25. De profeet Jesaja zinspeelt erop in zijn profetie over de Gezalfde, die ‘een genadejaar van de HEER’ uitroept (Jesaja 61). Jezus leest deze woorden in de synagoge van Nazareth en spreekt van de vervulling ervan (Lucas 4:21)
Het jubeljaar is een jaar dat aangekondigd wordt met het geluid van de ‘jobeel’, de ramshoorn. Volgens de voorschriften van Leviticus moet het volk Israël elk 50e jaar tot jubeljaar uitroepen. In het jubeljaar moeten er vooral drie dingen gebeuren: alle schulden worden kwijt gescholden; alle slaven moeten worden vrijgelaten; alle Israëlieten krijgen weer hun eigen stukje land terug. Vanaf het jubeljaar begint elke Israëliet dus weer letterlijk en figuurlijk met een schone lei. Een nieuw begin zonder geldzorgen. Een nieuwe start op je eigen stukje grond. Je kunt je gezin weer zelf brood op de plank geven. Je kunt je weer redden. Je hebt weer – om het modern te zeggen – ‘bestaanszekerheid’. In het jubeljaar krijgt iedereen de ‘bestaanszekerheid’ terug.
Deze oeroude wet uit het oude testament is volgens de bekende Joodse rabbijn en schrijver Jonathan Sachs (in: Leviticus, boek van het heilige, hoofdstuk IX over parasja Behar) een opzienbarende wet. Een spectaculair voorschrift. Een unieke maatregel van meer dan 3000 jaar oud. Nergens in de wereld van toen en – kunnen we zeggen – nergens in de wereld van nú kennen volken of staten een dergelijke wet. Natuurlijk is er – gelukkig – wel eens sprake van kwijtschelding van schuld. Natuurlijk krijgen mensen – God dank! – soms weer hun bestaanszekerheid terug. Een goede koning, een goede president, een goede regering is goed voor zijn of haar volk. Maar in geen geval is zo’n nieuwe start voor iedereen vastgelegd in een wet. Kwijtschelding van schulden blijft in het beste geval een gunst van de machthebbers. Ze kunnen met hun hand over het hart strijken. Het blijft – hoe mooi het ook is – bij liefdadigheid. Presidenten verlenen amnestie – zo gebeurde dat bij de machtswisseling in Amerika. Schulden van arme landen worden soms kwijtgescholden. Zo gebeurde dat rond de wisseling van het millennium wereldwijd met de actie ‘Jubilee 2000’. Paus Franciscus deed bij het begin van ‘jubeljaar 2025’ een dringend beroep op de rijken en de rijke landen om gul en vrijgevig te zijn tegenover de armen van deze wereld. En wat zou het mooi zijn als ook in Nederland de letterlijke en figuurlijke schuldenlast wordt kwijt gescholden. Van gedupeerden met aardbevingsschade, het kanaaldrama en toeslagenaffaire. En wat is het mooi als mensen in schulden door de schuldhulpverlening geholpen worden. Dan is een wet als deze, een door God gegeven wet, zoals in Leviticus 25 beschreven staat, werkelijk een godsgeschenk.
Maar is het wel realistisch? In het oude Israël is deze wet van het jubeljaar nooit echt van de grond gekomen. We begrijpen wel waarom. Er kan zo makkelijk misbruik gemaakt worden van deze sociale voorziening. Er kunnen eenvoudig slinkse manieren gevonden worden om deze wet te omzeilen. Geitenpaadjes. Handige juridische trucjes. Toch hebben deze woorden over het jubeljaar hun uitwerking niet gemist, volgens Jonathan Sachs. Ze hebben mensen – heel langzaam in een eeuwenlang proces – in beweging gebracht. Ze hebben mensen voor zichzelf en voor anderen een geloof bijgebracht. Een heilzame overtuiging. De overtuiging dat de aarde, de grond, het land niet aan ons mensen, maar uiteindelijk aan God toebehoort. ‘Aan U behoort, o Heer, der heren, de aarde met haar wel en wee’. Het geloof ook, dat niemand ten diepste de slaaf van een ander kan zijn. Omdat ieder mens een schepsel van God is. Ik ben van de HEER en van niemand anders. Ik ben ten diepste niemand wat schuldig, alleen aan God de eer. Dus ben ik vrij. Mijn enige baas, mijn enige HEER, is God in de hemel. ‘Laat dan mijn hart Hem toebehoren’.
Ds. Hans van Dalen, Nijverdal